Argentinië is met ruim 200.000 hectare wijngaard verreweg de grootste wijnproducent van Zuid-Amerika. Het is ook een land dat, in navolging van het buurland Chili, al enige tijd kwalitatief sterk in opkomst is. Wijnbouw werd er in de 16e eeuw geïntroduceerd door de Spaanse veroveraars. Zij plantten er de criolla grande, een kwalitatief uiterst matige druif die verwant is met de pais in Chili en de mission in Mexico en Californië. De grote doorbraak kwam eind 19e eeuw, toen veel kolonisten uit Italië en het Baskenland naar Argentinië trokken. Zij brachten tal van interessante druivenrassen mee naar hun nieuwe vaderland.
Een andere positieve factor was de economische bloei die het land rond de eeuwwisseling beleefde. De politieke en economische malaise waaronder Argentinië een groot deel van de 20e eeuw te leiden had, zorgde er echter voor dat de wijnbouw tot voor kort bijna volledig gericht was op volume en nauwelijks op kwaliteit. De teruglopende consumptie in eigen land heeft producenten evenwel gedwongen zich meer op export toe te gaan leggen en de kwaliteit van hun wijnen te verbeteren. In combinatie met grote buitenlandse investeringen en kennis heeft dit voor een ware revolutie gezorgd. Nieuw aangeplante wijngarden en tal van hypermoderne bodegas produceren nu wijn van grote klasse.
Aan de voet van de Andes
Argentinië beschikt over een uitstekend potentieel voor goede wijnen. De wijngaarden liggen vooral in het westen van het land, aan de voet van het Andesgebergte. Het klimaat is daar zeer geschikt voor wijnbouw: droog en zonnig. Ziektes vormen daarom geen groot probleem. Smeltwater uit de Andes zorgt voor een probleemloze irrigatie. In combinatie met vrij rijke bodems leidt dit tot een tamelijk hoge opbrengst. Belangrijker voor de productie van kwaliteitswijnen is de omstandigheid dat heel wat wijngaarden zich op grote hoogte bevinden, tot ruim 1000 meter boven zeeniveau. Daardoor worden extreem hoge temperaturen vermeden, terwijl de nachten koel zijn. Dit komt de ontwikkeling van aroma’s en zuren zeer ten goede. Wel heeft men regelmatig af te rekenen met hagel. Sommige wijngaarden worden daartegen beschermd met speciale netten.
Mendoza & Co.
Verreweg het belangrijkste Argentijnse herkomstgebied is Mendoza, met de gelijknamige provinciehoofdstad in de rol van Argentinië’s onbetwiste wijncentrum. Binnen Mendoza is het district Luján de Cuyo een koploper op het gebied van kwaliteit. Andere belangrijke Argentijnse wijnbouwgebieden, alle ten noorden van Mendoza, zijn respectievelijk San Juan (het op een na grootste), La Rioja (het oudste) en Salta (het hoogste). Ook in Patagonië, ten zuiden van Mendoza wordt sinds kort succesvol wijnbouw bedreven. Dat gebeurt in koele regio’s als Neuquén en Rio Grande.
Gevarieerde aanplant
Argentinië kent voor een niet-Europees wijnland een verrassend gevarieerde aanplant, zeker wanneer je een directe vergelijking met buurland Chili maakt. Rassen voor rode wijn worden het meest geteeld, met als meest karakteristieke de malbec. Hoewel van Franse afkomst is die druif is te beschouwen als de ‘nationale’ Argentijnse druif. Hij geeft karaktervolle wijnen die soms verrassend goed kunnen rijpen. Een andere specialiteit is de van origine Piemontese bonarda. Verder kom je ook de Spaanse tempranillo tegen, de ‘wereldburgers’ cabernet sauvignon en merlot, syrah en ook wat pinot noir.
Argentinië’s visitekaartje bij de witte druivenrassen is de aromatische torrontés, waarvan de wijn wel wat aan (droge) muskaat doet denken. Van de overige variëteiten zijn o.a. chardonnay, sauvignon, sémillon en viognier te noemen.